Theorieën van hoogbegaafdheid
Er bestaan vele verschillende theorieën over hoogbegaafdheid. Tegenwoordig is men het er wel over eens dat hoogbegaafdheid meer inhoudt dan het hebben van een hoog IQ. Hoogbegaafde kinderen hebben niet alleen een hoge intelligentie, het zijn ook creatieve denkers, met een grote gedrevenheid en een intense manier van beleven. Ze hebben een andere, geheel eigen wijze van denken, ervaren en doen.
In veel hedendaagse theorieën is daarnaast veel aandacht voor de omgeving van een kind. Immers: de wisselwerking tussen een hoogbegaafd kind en zijn/haar omgeving bepaalt of en hoe iemands hoogbegaafde talent tot uitdrukking kan komen.
Onderstaande theorieën geven een beeld van de huidige inzichten en sluiten aan bij mijn visie dat (1) hoogbegaafdheid meer is dan het hebben van een hoog IQ en (2) dat de omgeving heel belangrijk is voor de manier waarop kenmerken van hoogbegaafdheid zich uiten en ontwikkelen. Meer over mijn visie op hoogbegaafdheid lees je hier.
Model van Renzulli
Een bekend model over hoogbegaafdheid is het model van Renzulli. Dit model wordt wel het drieringenmodel of triadisch model genoemd. Renzulli definieerde hoogbegaafdheid als de interactie tussen drie centrale eigenschappen:
- Bovengemiddelde capaciteit: bijzondere capaciteiten van een individu. Dat kan een hoge intelligentie zijn, of een specifieke cognitieve vaardigheid (zoals logisch redeneren, of verbale vaardigheden), maar in dit model kan het ook een ander talent zijn.
- Motivatie: dit kan wellicht beter worden omschreven als toewijding aan een taak. Het gaat om het doorzettingsvermogen en taakgerichtheid om iets wat je interesseert te volbrengen. Interesse is hierbij van wezenlijk belang, omdat die de drijfveer is van toewijding. Zodra een hoogbegaafd kind iets heeft gevonden wat zijn interesse heeft, dan zal de intrinsieke motivatie overduidelijk te zien zijn in de toewijding die het aan de dag kan leggen.
- Creatief vermogen: creativiteit betekent in dit verband niet zozeer dat een kind goed kan tekenen, of creatieve werkjes maken. Bij creativiteit gaat het in dit geval om het vermogen om zelf met originele en vindingrijke oplossingen te komen, om zo opdrachten en problemen op te lossen.
Wanneer deze drie eigenschappen tezamen aanwezig zijn, kun je spreken over hoogbegaafd potentieel.
Renzulli heeft het in zijn model niet zozeer over ‘de hoogbegaafde’, maar over hoogbegaafd gedrag, dat voorkomt bij bepaalde mensen, op bepaalde momenten en in bepaalde gebieden (waar interesse voor is). Of hoogbegaafd gedrag zichtbaar is daarmee afhankelijk van aanbod en omstandigheden.
Model van Mönks
In Nederland kennen we naast het model van Renzulli ook het model van Mönks, ofwel het meerfactorenmodel van Renzulli en Mönks. Net als Renzulli benoemt Mönks dat er, om te spreken van hoogbegaafdheid, sprake moet zijn van:
- drie eigenschappen: hoge intelligentie, hoge motivatie (taakgerichtheid) en hoog niveau van creativiteit.
- interactie tussen deze drie eigenschappen (de overlap van de cirkels in het plaatje).
- een stimulerende omgeving. Talent kan pas tot ontplooiing kan komen als de omgeving handvatten aanreikt om dit potentieel verder te ontwikkelen. Mönks maakt dit in zijn model zichtbaar aan de hand van de driehoek gezin, school en peers (ontwikkelingsgelijken). Pas bij een goed samenspel van de persoonskenmerken en sociale omgeving kan (hoog)begaafdheid zich ontwikkelen (Mönks, 1995).
Model van Tessa Kieboom
Prof. Dr. Tessa Kieboom, directeur van Exentra expertisecentrum rondom hoogbegaafdheid in Vlaanderen, vat de eigenschappen van hoogbegaafde kinderen treffend samen in een cognitief luik (het denken) en een zijnsluik (het voelen).
De eigenschappen die in het luik ‘denken’ worden genoemd komen overeen met de eigenschappen die door Renzulli en Mönks worden beschreven. Intelligentie, creativiteit en motivatie leiden in het model van Kieboom tot leerhonger.
Aanvullend beschrijft het zijnsluik ‘voelen’ eigenschappen (perfectionisme, een groot rechtvaardigheidsgevoel, een kritische instelling en een hoge mate van gevoeligheid), die leiden tot een gevoel van ‘anders zijn’.
Het Delphi-model van Hoogbegaafdheid
Een groep van twintig Nederlandse experts op het gebied van hoogbegaafdheid, zelf eveneens hoogbegaafd, kwam in 2007 tot de volgende beschrijving van hoogbegaafdheid: ‘Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren.’
Het Delphi-model sluit hierbij aan. Het model beschrijft tien kenmerken. Hoogbegaafde kinderen verschillen op deze kenmerken van andere kinderen. Het model kan als volgt worden weergegeven:
De eerste drie kenmerken van het model hebben te maken met de binnenwereld van het hoogbegaafde kind:
- Het zijn: hoogbegaafde kinderen kenmerken zich door een grote mate van autonomie. Ze hebben een sterke behoefte om zelf te kunnen kiezen en beslissen, om hun eigen koers te bepalen en een grote mate van zelfbeschikking te hebben.
- Het denken: hoogbegaafde kinderen hebben een hoogintelligente manier van denken. Zij denken meer dan gemiddeld analytisch, op meerdere sporen en niveaus tegelijkertijd en afwisselend divergent en convergent. Ze hebben een goed geheugen, een groot associatievermogen en ze (door)zien snel patronen.
- Het voelen: hoogbegaafde kinderen hebben een rijkgeschakeerde emotionele binnenwereld, met een diep en rijk gevoelsleven. Het lijkt wel of alles sterker aanwezig is, en of het bewustzijnsniveau sterker is. Hoogbegaafde kinderen hebben veel, genuanceerde emoties.
Vervolgens zijn er drie kenmerken die te maken hebben met de wisselwerking met de buitenwereld:
- Het willen: hoogbegaafde kinderen kenmerken zich door grote nieuwsgierigheid en gedrevenheid. Hoogbegaafde kinderen willen telkens iets nieuws, en willen graag veel en van alles. Ze zijn leergierig, willen ontdekken, en gaan ver door. Wanneer ze iets hebben bedacht en/of ergens enthousiast voor zijn, dan ontstaat er een grote gedrevenheid.
- Het handelen: het ‘handelen’ van hoogbegaafden kent een sterke scheppingsgerichtheid. Hoogbegaafde kinderen zijn altijd bezig iets te creëren. Dat kan fysiek zijn of in gedachten. Ze hebben een sterke behoefte om van hun ideeën iets te maken, zeker bij zaken waarin zij zelf interesse tonen. Dat kan echt van alles zijn: een spel, puzzel, muziekstuk, schilderij, plan, uitvinding, verbetering, theorie, methode, overzicht.
- Het waarnemen: het ‘waarnemen’ van hoogbegaafde kinderen wordt hoogsensitief genoemd. Hoogbegaafde kinderen zijn gevoelig voor prikkels. Prikkels die van buitenaf komen en prikkels van binnenuit. Ze zijn hierdoor in staat om veel subtiele signalen op te pikken. Deze gevoeligheid kan zich op verschillende gebieden uiten: zintuiglijk, emotioneel, intellectueel, motorisch, spiritueel. Een kind kan op al deze gebieden gevoelig zijn, maar ook op een of enkele. Meer over gevoeligheid is te lezen bij het stuk over de theorie van Dabrowski.
En als dan deze elementen in werking zijn, dan ontstaat er een mooi samenspel en zien we vier kenmerken naar voren komen die heel erg bij hoogbegaafde kinderen passen:
Snel. Hoogbegaafde kinderen zijn snel. Ze denken snel, voelen snel, leggen snel verbanden. Ze hebben daardoor maar weinig herhaling nodig en vervelen zich vlug.
Creatief. Hiermee wordt niet zozeer bedoeld dat hoogbegaafde kinderen kunstzinnig zijn (hoewel dat natuurlijk ook heel goed kan), maar hiermee wordt bedoeld dat hoogbegaafde kinderen creatieve denkers zijn: vindingrijk, origineel, en heel goed in het bedenken van ongewone dingen en het leggen van ongewone verbanden. Daardoor komen zij soms op heel andere oplossingen of hebben ze ideeën die afwijken van de gangbare ideeën.
Intens. Hoogbegaafde kinderen denken en doen veel intenser dan andere kinderen. Wat ze voelen is intens, hun behoefte aan autonomie is intens en ook de manier waarop zij zich uiten is intens.
Complex. Een hoogbegaafd kind zit complex in elkaar en is een complexe, kritische denker. Vraagstukken worden vaak niet op de simpelste manier benaderd, maar van meerdere kanten bekeken.
Kortom: hoogbegaafdheid is volgens het Delphi-model meer dan een hoge intelligentie: ‘Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren.’
Positieve Desintegratie Theorie van Dabrowski
De positieve desintegratie theorie van Dabrowski is geen theorie of model van hoogbegaafdheid. Deze theorie geeft echter wel veel inzichten die heel bruikbaar zijn om mensen met kenmerken van hoogbegaafdheid beter te begrijpen. De theorie wordt vooral veel aangehaald om de zo kenmerkende gevoeligheid van hoogbegaafde mensen beter te begrijpen.
Kazimierz Dabrowski, een Poolse psychiater, psycholoog, neuroloog en filosoof, ontwikkelde in 1966 een algemene persoonlijkheidstheorie. Deze theorie gaat uit van een persoonlijkheidsontwikkeling opgebouwd in niveaus. Bij het laagste niveau staat het individu zelf centraal en het vervullen van persoonlijke behoeften en wensen. Bij de hogere niveaus van ontwikkeling spelen moreel besef, levensbeschouwing en spiritualiteit steeds meer een rol.
Dabrowski noemt emotie de motor van de ontwikkeling: het groeien naar een hoger niveau gaat samen met periodes van innerlijke conflicten en desintegratie. Niet iedereen bereikt de hogere niveaus van ontwikkeling zoals Dabrowski die beschrijft. Dat is slechts weggelegd voor een relatief kleine groep mensen met een sterke innerlijke kracht om zich te ontwikkelen. Deze mensen kenmerken zich daarnaast doordat ze beschikken over ‘overexcitabilities’ op vijf gebieden: psychomotorisch, zintuiglijk, verbeeldend, intellectueel en emotioneel.
Een korte toelichting op deze ‘overexcitabilities’, in het Nederlands ook wel hyperprikkelbaarheden of gevoeligheden genoemd, bij kinderen:
Psychomotorisch: Deze kinderen hebben zijn over het algemeen actief en energiek en bewegen graag.
Zintuiglijk: Dit is een verhoogde prikkelgevoeligheid voor zintuiglijke ervaringen, plezier of juist ongenoegen door dingen die je ziet, ruikt, voelt, proeft of hoort. Mensen met deze prikkelgevoeligheid hebben een veel uitgebreidere ervaring van zintuiglijke input dan de gemiddelde persoon.
Verbeeldend: Dit is een verhoogde prikkelgevoeligheid van de verbeeldingskracht.
Intellectueel: Deze hoge prikkelgevoeligheid is hét kenmerk van kinderen met een hoog IQ. Deze mensen hebben ongelooflijk actieve geesten.
Emotioneel: Dit verwijst naar de intensiteit en complexiteit van de emoties, naar andere dingen voelen dan anderen, hoogsensitief zijn.
De overexcitabilities worden wel in verband gebracht met hoogbegaafdheid en worden ook wel beschouwd als het onderliggende potentieel voor hoogbegaafdheid. Onderzoek laat zien dat er vooral een verband lijkt te bestaand tussen emotionele en intellectuele overexcitability en hoogbegaafdheid (Winkler & Voight, 2016).
Wanneer meer inzicht nodig is in het gedrag en de gevoeligheid van kinderen, als aanvulling op bijvoorbeeld een intelligentieonderzoek kan het zinvol zijn de hyperprikkelbaarheden van een kind in beeld te brengen. Inzicht in de intensiteit en sensitiviteit van kinderen geeft vaak veel aanknopingspunten voor wat een kind moeilijk vindt en de ondersteuning die bij hem of haar past.